Ik lees de alinea drie keer. En, vooruit, nog een vierde maal ook, extra langzaam. Vergeefs, want ik slaag er niet in dit stuk ambtelijk proza te doorgronden en te duiden, laat staan begrijpen. Wat er staat? Nou dit.
“Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking, en werkt terug tot 1 januari 2019, welke dag tevens de datum is van ingang van de heffing, met dien verstande dat de bepalingen die in gevolge deze verordening worden gewijzigd van toepassing blijven op belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan….” Zomaar een passage uit een ambtelijk stuk over gemeentelijke leges. Die worden met een paar eurocenten of eurodubbeltjes verhoogd dan wel verlaagd. Met ingang van 2019. Maar wél met terugwerkende kracht.
Nee. Je ontkomt er niet aan dat je soms even afdwaalt tijdens raads- en commissievergaderingen. Met excuses aan het volk dat ik vertegenwoordig, maar ik kan namens de kiezers de boog niet altijd gespannen houden. Eerlijk is eerlijk, niet elk agendapunt heeft mijn onverdeelde aandacht. Ik raak vooral snel de kluts kwijt als het gaat over de financieringsvormen en afkortingen in de zorg en het onderwijs. Het zijn zaken die ik niet in mijn portefeuille heb; gelukkig maar.
Een andere keer schrik ik ineens op uit de dwaling van mijn gedachten als ik een wethouder curieuze dingen hoor zeggen. Zoals laatst nog toen hij zei: “De Winterswijker schijt vol vertrouwen. Als je onvoldoende schijt betaal je meer dan degene die goed schijt.” Ik moet me even herstellen. Hoor ik dat nou goed? Waar gaat dit over? Ah ha, het gaat natuurlijk over afvalscheiding. Ik moet dus “scheidt” horen en schrijven. Ach, ik weet het eigenlijk wel. Toch hoor ik onwillekeurig iets anders. Ik kijk om mij heen. Uiterlijk onaangedaan luisteren mijn mede-raadsleden toe: zij hebben geen schijt gehoord of gezien. Horen zij niet wat ik hoor? Zijn ze niet zo bevattelijk voor potentiële onderbroekenlol als ik? Of zijn hun gedachten gewoon nog verder afgedwaald dan die van mij, ligt hun denken zelfs buiten de raadzaal en horen ze überhaupt eventjes niets nu?
Enfin, afvalscheiding staat niet op zich. Ik hoor een raadscollega pleiten voor de gratis verstrekking van identiteitskaarten aan inwoners die krap bij kas zitten. Een financiële dekking heeft ze al gevonden. “Maak trouwen duurder. Trouwen is immers een bewuste keuze en daarvoor moeten de inwoners dan maar iets meer over hebben.” Even later gaat het weer over afval en zegt ditzelfde raadslid: “We moeten faciliteren dat alle inwoners van Winterswijk zo snel mogelijk goed gaan scheiden.” Maar ik zit dan dus in mijn hoofd nog bij haar pleidooi dat trouwen best wat meer mag kosten.
Na zo’n duurder huwelijk volgt vaak een begrotelijke nieuwe kostganger. Het mag dus geen bevreemding wekken, dat ik nadenk over de geboorte van een eerste kind als de wethouder spreekt en zegt: “U kunt ervan op aan dat ik binnenkort kom met meer informatie over de door uw raad gewenste tweede ontsluiting….” Huh? Een tweede ontsluiting? Heb ik weer iets gemist? De wethouder sluit haar betoog af met de woorden “Ik kan mij heel goed voorstellen dat ook de hulpdiensten zeer veel baat zullen hebben bij een tweede ontsluiting.”
Ach, nu gaat mij een lichtje op. Collega Elvira zou vragen stellen over buurten en wijken die maar één toegangsweg hebben. De aanleiding is een verkeerschaos die bij één zo’n wijk kortgeleden ontstond vanwege de reconstructie van een rotonde. Net op tijd onderdruk ik de neiging om de wethouder de flauwe vraag te stellen hoeveel centimeter de tweede ontsluiting dient te zijn.
Tja. Lokale politiek heeft nu eenmaal zijn eigen jargon. Kort nadat ik mijn eerste politieke schreden zette, ging het tijdens een fractievergadering over de Berap. De laatste Berap, wel te verstaan. Mijn fractiegenoten debatteerden erover alsof het de gewoonste zaak van de wereld was. Berap? Ik had werkelijk géén enkel idee. Ik dagdroomde dus over een berehap, maar dan wel mèt satésaus. Niet zo vreemd dat ik deze associatie leg. Per slot van rekening ben je de samensteller van het Nationaal Snack Handboek of je bent het niet.
De discussie ging verder. Ik herinner mij een eerste Berap, een tweede Berap en zelfs kwam een vijfde Berap ter tafel. Vijf berehappen, het is zelfs mij écht teveel van het goede. Ik liet het me na de vergadering uitleggen. Vijf Berappen, dat is niets meer en niets minder dan een enorme berg papier. Berap is namelijk het kortwegwoord voor (be)stuurs(rap)portage. Zo’n Berap geeft de stavaza weer. De stavaza, ja. Stavaza is de afkorting voor stand van zaken. Zelf vind ik stand van zaken zo kort dat je er geen afkorting voor nodig hebt.
Gaat het om afkortingen, dan kom je als lokaal volksvertegenwoordiger royaal aan je trekken. Het raadplegen van Van Dale’s woordenboeken brengt vrijwel nooit uitkomst, want de gebruikte afkortingen circuleren alleen in ambtelijke krijgen. Ik herinner me NGE. In een rapport over de herinrichting van het gebied rond het station valt het herhaaldelijk. Alsof het net zulke gesneden koek is als de KLM, de PVV of de NS, zal ik maar zeggen.
NGE. Dat staat, bleek, voor “niet gesprongen explosieven”. Ja, menig spooremplacement in ons land, waaronder dat in Winterswijk, is met name door geallieerden in de Tweede Wereldoorlog stevig onder vuur genomen. Ook Winterswijk heeft dus zijn NGE’s. Poho’s, ook zo’n kortwoord. Maandelijks staan ze op de agenda, de poho’s. Poho? Het deed mij in eerste instantie denken aan de pogo, de punkdans. Dansen kan ik niet, pogo’en kon ik wel. Je sprong woest op en neer. En zijwaarts. Zodat jouw schouders botsten met schouders naast je.
Ik danste de pogo in 1979 in een Stadskanaalster punkhol. Ik herinner het mij of het gisteren was. Volgens mij was het bij een optreden van de vaderlandse punkband Ivy Green. Ik herinner me dat het er stevig toeging. Maar een poho, nee dat is geen pogo. Poho’s zijn afgekorte portefeuillehouders; po van portefeuille, ho van houders. Poho’s zijn wethouders uit verschillende gemeenten die regelmatig samen overleggen. Omdat ze dezelfde onderwerpen in portefeuille hebben.
Meestal kom ik er vroeg of laat wel achter wat er bedoeld wordt. Soms blijf ik toch echt met levensgrote vraagtekens achter. Kijk, deze zin gaat dan nog: “De ontschotting heeft de aandacht in het transformatieproces…” Maar deze uitspraak van een ambtenaar is van een heel ander kaliber: “De big wil dat wij 304 maatregelen implementeren…” De maatregelen die geïmplementeerd moeten worden, hebben allemaal van doen met de GAP, de PUN en de BIG, begrijp ik uit het breder perspectief dat de betrokken ambtenaar schetst. Gap, Big en Pun? Niemand vraagt naar de betekenis. Word ik omgeven door goede verstaanders die aan wat losse letters voldoende hebben?
Bij andere woorden en begrippen is het eenvoudig je een beeld te vormen. Zoals het woord probleemeigenaar. Het woord valt met regelmaat in rapporten van instanties die ijveren voor een goede zaak van algemeen belang, stukken die je als raadslid op je bord krijgt ter informatie. Probleemeigenaars, denk ik dan, zijn wij dat niet allen? Ik bedoel, ieder mens heeft toch op gezette tijden zo zijn sores? Ja zo is het, allen beschikken wij zo over onze eigen trubbels en tegenslagen. Maar ik heb opnieuw buiten de ambtelijke waard gerekend. Probleemeigenaar is op het niveau van ambtenaren en stakeholders niet iets dat je zomaar even wordt. Je bent pas probleemeigenaar nadat je een materie de jouwe hebt gemaakt. Daaraan gaat een heel claimtraject vooraf. Een Gelders vertegenwoordiger van de GGD duidde het ooit nader in de raadszaal. Hij kondigde aan dat zijn organisatie een bepaald maatschappelijk gezondheidsprobleem “helemaal ging claimen en hiertoe een twee jaar durende campagne voorbereidde”.
Ja. je moet er dus eerst in slagen om een kwestie te claimen. Pas dan mag je je in het maatschappelijke veld officieel probleemeigenaar noemen. Je vraagt je onwillekeurig af: is probleemeigenaar een wettelijk beschermde titel? Of kunnen jan en alleman probleemeigenaar worden van elk denkbaar probleem, ongeachte aard en omvang, maar wèl nadat ze het nadrukkelijk geclaimd hebben natuurlijk? Enfin. In de praktijk betekent het wel iets: organisaties die niet de probleemeigenaar zijn van een bepaalde materie, worden door overheden als gesprekspartner minder serieus genomen. Veel burgers lopen hierop stuk. Want in overheidsland wordt een probleem pas écht serieus genomen als het is geclaimd door een instantie die zich de onbetwiste probleemeigenaar mag noemen. Kennelijk gaat hieraan wel een campagne vooraf.
Een ander rapportwoord. Afwegingsruimte. Afwegingsruimte. Ik stel mij een soort stiltecentrum voor, een plek waar je in alle rust kunt reflecteren op de grote vragen des levens, een cocon waarin je voors en tegens tegen het licht kunt houden. Lijkt mij wel wat, dus vraag ik ernaar aan de publieksbalie van het gemeentehuis. “Kunt u me vertellen waar de afwegingsruimte is?”
Het antwoord is negatief: “De afwegingsruimte? Geen idee. Bedoelt u misschien kamer 0.28, de vergaderzaal? Nee? Momentje, dan bel ik even met de kamer van de gemeentesecretaris. Want de afwegingsruimte; nee dat zegt mij zo één twee drie helemaal niets.”
Afwegingsruimte. Het woord komt voor in de Omgevingswet, een type wet dat de regelgeving in Nederland flexibeler en eenvoudiger moet maken. Het biedt de gemeente de mogelijkheden te variëren op bestaande wettelijke normen. Bijvoorbeeld: de harde norm om geluidsoverlast vast te stellen. Als de gemeenteraad het in meerderheid goed vindt, kan het absolute maximum worden losgelaten en in plaats hiervan een marge gehanteerd worden. Geen harde grens maar, laten we zeggen, tussen de 45 en 65 decibellen. Deze speling heet de afwegingsruimte.
De baliemedewerkster legt de telefoon neer. Ze kijkt mij aan en zegt: “Het spijt mij voor u meneer, ik moet u teleurstellen. Bij de gemeente Winterswijk beschikken wij niet over een aparte afwegingsruimte.”
Meer politiek: Slappe hap
Foto die ik maakte in de hal van het Winterswijkse raadshuis.