Over een goed gesprek en dartelend vet
Eeuwig zingen de frieten. Het is de zangerige titel van een gedichtenbundel van de Antwerpse historicus Paul Ilegems, tevens frietdeskundige bij uitmuntendheid. Ilegems schreef veel, fier en fraai over frieten en de veelkleurige frituurcultuur van onze zuiderburen.
Eeuwig zingen de frieten. Elke liefkozende friturist weet het. Friet moet zwemmen. En daarna zingen. Wie mooi van friet kan spreken, is naast Ilegems ook Vlaming Eddie Cooremans. Voormalig friturist Cooremans is een prominente bewaker van het frituurerfgoed der Belgen. Zijn collectie vormt de basis van het Frietmuseum dat in 2008 in Brugge is geopend. Eddie’s uitspraken over friet zijn museumwaardig. Eens zei hij in een dagbladinterview: “Met friet moet je kunnen lopen. Dat is belangrijk. Friet is vrijheid.” Bij een andere gelegenheid debiteerde Cooremans liefdevol: “Je moet tegen frieten spreken als ze in het vet dartelen.”
Culinair journalist Jan Van Hemeledonck, overleden in 2015, dichtte friet de smaak van de geluk toe. De Vlaming schreef ooit: “Friet maakt deel uit van ons cultureel patrimonium en versterkt het sociaal weefsel. Het maakt geen onderscheid des persoons, iedereen lust friet, de magistraat net zo goed als de dokwerker, opa zowel als zijn kleindochter. Friet heeft de smaak van geluk.”
Glurend schuldgevoel
Zelf sprak ik met menige frituurder over zangerige friet. Zoals met friturist Noud in Knegsel, Brabant. “Friet moet zwemmen,” zei hij. “En als ze gaan zingen, zijn ze klaar.” Noud vertelde mij hoe ik het beste frietgeniet. “Je moet verse friet eten met je ogen dicht.”
Maar voor de rest is in ons land de taalvaardige omgang met patates-frites ontegenzeggelijk minder fijnbesnaard dan in Vlaanderen. Posterprinses Loesje afficheerde kortweg “Dacht iedereen bij oorlog maar aan patat…” Je, wij calvinistische noordelijke Nederlanders bezigen hardvochtiger beeldspraak als we over de dubbelgebakken aardappelstangen komen te spreken. Er gluurt altijd schuldgevoel en zelfkastijding om de hoek van de frietkraam. Schrijver-dichter Remco Campert deelde een gure herinnering in het Vlaamse magazine Humo. “Frites hoor je staande aan de friteskraam te eten bij het vallen van de avond. Het dient koud, guur weer te zijn.”
Lage cultuur
Hoewel Ollanders als grootverbruikers van friet niet onderdoen voor de Vlamingen, is onze friettoon harder. De zachte katholieke toets, te danken aan de biecht waar alles vergeten en vergeven wordt, is ons vreemd. Wij schamen ons voor onze frietliefde. Over de vermoorde politicus Pim Fortuyn zei zijn vriendin Mieke Bello ooit: “Pim wou graag haute cuisine zijn, maar genoot stiekem van patat met vette mayonaise.”
Voor de Zwitsers-Nederlandse liedjesschrijver Drs. P is de patatlust synoniem met een lage graad van culturele ontwikkeling. Hij dichtte ooit: “Zij maken zich geen zorgen om hun zedelijk failliet | Ze nemen nog een portie en ze brallen en ze lallen | De ogen dof en bloeddoorlopen en omringd door wallen | Door de hitsige bekoring van de friet.”
Gesublimeerde aardappel
Zeker, ook een Vlaming kan nu en dan harde noten kraken. De man die de frieten eeuwig laat zingen, voelt wrevel over de schrijfwijze. “Fritten, frieten of frites? Friet is het enige Nederlandse woord dat heel courant op drie manieren wordt geschreven. Waarom schikt dit woord zich niet naar een uniforme spelling, zoals elk ander fatsoenlijk woord en overigens ook alle onfatsoenlijke?” Aldus Paul Ilegems in zijn boek De Frietkotcultuur.
Maar gelukkig herpakt Ilegems altijd weer snel de frietlauwering. “Frites is de metamorfose van de aardappel naar een hoger bestaansniveau, hij is zijn sublimatie,” schrijft Ilegems in Frietgeheimen. “Liet ooit iemand, die niet doodziek is, een fraaie portie friet onaangeroerd? Blijven er veel fritjes over, als een gezelschap getafeld heeft? Hebt u ooit iemand ontmoet die geen frieten lust? België en frieten zijn één. Het land is als het ware uit frietvet gesculpteerd, en het openbare leven heeft er dezelfde gladde smeuïgheid en hetzelfde gouden korstje als het nationale volksvoedsel.”
Berijmde friet
Hoewel bij Ilegems niet alleen frituurvet door zijn dichterlijke aders stroomt, berijmde hij de friet volop. Men neme het gedicht Frituur Marleen uit 1984. Het handelt over een dame die de lichte zeden combineert met de uitbating van een hete frituur. Hiervan getuigt dit vers: “Marleen was wel een tikkeltje naïef | Maar had het strippen in de vingertoppen | En danste onder ’t bakken expressief | Op melodietjes uit haar portatief.” In een ander gedicht komen vleselijke lusten en de erotiek van het warme vet eveneens samen: “Wij aten, bij ’t frituurtje aan de pont, | Bedrukt en zwijgend nog een bakje frieten. | Ik dacht wanhopig aan haar mooie tieten | Nu onze liefde plots een einde vond.”
Zelf bracht ik het in de friteratuur vooralsnog niet veel verder dan een carnavalsschlager met de titel Patatje Met. Patatje, dat schreef en zong ik eind vorige eeuw nog. Je bent immers Groninger of je bent het niet. Nu zou ik ‘n Frietje Mét zingen. O ja, en dit gedichtje wrochtte ik in een onbewaakt ogenblik stiekem en dus calvinistisch clandestien: “Zij eet haar friet | parmantig | met de pink omhoog | en ze kauwt woord voor woord, | keurig netjes, | met servetje | zoals het hoort. | Bij nader inzien | had ik toch liever | een frikandelletje gescoord.”
Meer friet: Zalige frieten
Foto: Shutterstock, P. Studio 66. Trefwoorden: #friet #frites #patat #chips #pommes #frenchfries #fries #papasfritas.