Een schaaltje met een dampende kroket
Bij de Munt kwamen een forse man met diepe rimpels en een mager jongentje van een jaar of tien, hij had een spits bleek gezicht, tegenover mij zitten. Ze zaten met de rug naar de trambestuurder, die juist bevestigend had geantwoord op de vraag van de rimpelige man of deze tram naar het Centraal Station ging. De stevig gebouwde oude man haalde uit zijn antieke kruidenierstas een papieren zak, waarop ik net het woord eetsalon kon ontletteren. Met de trage bewegingen die hoorden bij een zekere ouderdom, vouwde de man met het gegroefde gelaat de zak open. Hij haalde er een kartonnen schaaltje uit waarop een dampende kroket lag. Met een liefdevol “kijk eens, jongen” overhandigde de man het schaaltje bijna plechtig aan de bleke jongen naast hem, die ik voor zijn kleinzoon aanzag.
De man tastte andermaal voorzichtig in de verpakking en toverde nog een schaaltje met kroket tevoorschijn dat hij op zijn schoot zette. De zak van de eetsalon vouwde hij zorgvuldig tot een klein pakketje en deed het in de antieke kruidenierstas die tussen zijn benen stond. De jongen had zijn eerste hap genomen en zoog onder het kauwen wat frisse lucht naar binnen om de gloeiend hete ragout verkoeling te geven. Nadat hij zijn mond had leeg gekauwd, sprak het jongentje met het spitse gezicht: “Hij is lekker opa.”
Zijn rimpelige grootvader knikte bedachtzaam, zoals hij al even bedachtzaam de smaak van zijn eigen eerste hap zat te overwegen. “Ja jongen, hij is nog altijd heerlijk,” beaamde opa. “Eigenlijk nog net zo lekker als vijfenvijftig jaar geleden,” vervolgde hij. “Jij hebt daar ook gewerkt, hè opa, waar we deze kroketten hebben gekocht?” wilde de jongen nog eens weten. “Ja, maar toen maakten ze deze kroketten daar nog niet. Opa’s broer verkocht er toen broodjes…”
Opa leek er nog meer op te willen laten volgen, doch slikte met een tweede hap van de kroket zijn woorden weg. De kleinzoon smakte met halfvolle mond: “Maar jouw broer is toch dood? Toen was er toch oorlog en moest hij naar Duitsland? Dat hebben we op school net gehad, van dat er oorlog was met Duitsland.”
“Ja jongen, zo is het.” Opa was even stil, achter zijn ogen leek zich zich een hele film af te spelen. “Zo is het,” zei hij nog een keer. De jongen keek zijn grootvader even aan met een korte vragende blik en wijdde zich daarna vol verve aan het kalm verder oppeuzelen van zijn kroket.
De trambel rinkelde en kwam met een schok tot stilstand op het Rokin. Twee mannen in uniform vulden het gangpad en controleerden de strippenkaarten van de twee passagiers op de voorste stoelen aan mijn rechter hand. Eén van de uniformen wendde zich daarna tot mij, bekeek de stempels op mijn kaart en gaf hem terug.
De controleur keerde zich vervolgens naar de opa en zijn kleinzoon, die zwijgzaam zaten te eten. “Menéérrr,” sprak de controleur. Hij legde nadruk op de laatste lettergreep en liet de R flink in zijn mond rollen als om vooral zijn eigen overwicht te benadrukken. “Meneer,” zei hij nogmaals en tikte met zijn vinger op het raam, dat de ruggen van opa en kleinzoon van de trambestuurder scheidde. Op het glas was een sticker in de vorm van een verbodsbord geplakt. Op dat bord stond een zakje friet met een rode streep erdoor. “U mag in de tram niet eten. Ik moet u verzoeken uw etenswaren op te bergen, anders zult u moeten uitstappen.”
De controleur had met een dreigende toon ingezet, maar de dreiging in zijn stem zwakte af bij de aanblik van de duidelijke verstarring in het gelaat van de grootvader. “Maar meneer, dit is mijn opa! En hij vindt deze kroket heel lekker en het is heel lang geleden dat hij er één heeft gehad. Wel in 1946, toen het nog maar net oorlog was geweest!” gooide de jongen met het spitse gezichtje er in één adem en met veel verontwaardiging uit. Zijn opa keek hem aan met een blik die twee boodschappen in zich droeg, een liefdevolle en een sussende. Het bleke gezicht van het jongetje was in een oogwenk helemaal rood aangelopen van plots invallende verlegenheid. “Nou ja, de volgende keer gewoon niet weer doen,” sprak de controleur, en hij liep door.
Nog een snackstory: Calvénisme
De foto is afkomstig uit de collectie van Van Dobben. Onder de titel ‘Kroketten in de tram’ is dit verhaal eerder verschenen in de bundel ‘Feifenfeitig, Amsterdamse verhalen’, uitgegeven door Van Dobben in Amsterdam.