Paskal Jakobsen over metrum en zangkracht
Bij polls in muziekmakend Nederland gooit Paskal Jakobsen steevast hoge ogen. Als gitarist, maar vooral als zanger. Dat is verrassend, want de vaderlandse muzikanten gaven in het verleden nooit hoog op over rock en pop in onze moerstaal. Bij het koperen jubileum van Bløf kan worden vastgesteld dat de Zeeuwse band bewerkstelligde dat Nederlandstalige rock ook in muzikantenkringen een geaccepteerd fenomeen is geworden.
Paskal Jakobsen krijgt een brede lach op zijn gezicht. “Is het zo dat wij daarvoor gezorgd hebben? Dat vind ik een groot compliment.” Ja, daarvoor zorgde Bløf in de eerste twaalf en een half jaar van zijn bestaan. Immers, Nederlandstalige poprock is door collega-muzikanten tot enkele jaren geleden niet bijster serieus genomen. Als muziekmakers of serieuze popcritici er een oordeel over moesten vellen, gebeurde dat bijna standaard in wat smalende en cynische bewoordingen.
Een kleine kentering en zelfs een lichte vorm van bewondering was te bespeuren als de laatste jaren Marco Borsato ter sprake werd gebracht, maar dan betrof het vaak de klassemuzikanten die achter hem op het podium staan. Natuurlijk waren er ook de waarderende woorden voor alternatieve acts, zoals recentelijk Spinvis. Maar nooit was het oordeel uit de eigen muzikale gelederen zo eensgezind over Nederlandstalige muziek als juist bij Bløf.
Een oer-Nederlands decor
Het vraaggesprek met Jakobsen kent een oer-Nederlands decor, aardappelhoofdstad Emmeloord. Met een beetje goede wil kun je een vergelijking trekken tussen de voormalige hoofdstad van de polders en de muziek van Bløf. Het strakke stratenplan van Emmeloord laat zich vergelijken met de plattegrond van Amerikaanse steden. Verder is het omringende vlakke natte landschap zo Nederlands als het maar kan zijn. Zo is het ook met de muziek van Bløf. Het is onze bloedeigen taal, maar de basis is Amerikaans, de ritmische patronen van de rhythm & blues.
Anders dan bij veel andere Nederlandstalige popacts, speelt het ritme bij de totstandkoming van het repertoire een grote rol. Basgitarist Peter Slager schrijft bovendien bijna alle teksten. Slager is afgestudeerd neerlandicus. Hij is dus goed onderlegd op het gebied van taal en metrum. “Een onderschat ding, metrum,” meent Paskal. “Peter is als bassist vanzelfsprekend ritmisch ingesteld. Het metrum van de tekst is voor mijn zang heel bepalend, het bepaalt tachtig procent van de uiteindelijke melodie.”
“Maar waar het natuurlijk uiteindelijk om draait, is dat ik de dingen vertolk die hij schrijft, maar ook vertolk wat hij niet schrijft.” Dat gaat meestal zonder mankeren. Maar soms moet Jakobsen tot het uiterste gaan om een songtekst van Slager gezongen te krijgen. Met Dichterbij Dan Ooit was dit het geval. “Het is helemaal door Peter geschreven, één grote aaneenschakeling van woorden. Ik heb behoorlijk geoefend met mijn ademhaling om het voor elkaar te krijgen.”
“Zo was het ook met het begin van Hier. ik kreeg het m’n strot bijna niet uit. Met Hart Tegen Hart hetzelfde. Ik moest heel goed de momenten timen waarop ik tussendoor even adem kan halen.” Het zijn de uitzonderingen die de regel bevestigen. Want meestal komt het repertoire van Bløf tot stand via een min of meer gezamenlijk proces. Bovendien kennen Slager en Jakobsen elkaar door en door. Ze werken samen sinds Jakobsen veertien was, en Slager negentien.
“Met dingen gooien doen we niet”
“Door de jaren heen is het systeem bijna altijd geweest dat ik, Bas (Bas Kennis, toetsenist) en Peter thuis met ideetjes aan de slag gingen. Ik schrijf altijd wel wat op de akoestische gitaar, bedenk dingetjes. Als Peter met een tekst komt, probeer ik die te combineren met melodietjes die ik gemaakt heb. Daarna werken we dat in de oefenruimte verder uit en komt daar een soort raamwerk uit in de vorm van een demo.”

“Het is dan gebruikelijk dat Peter die mee naar huis neemt om ‘m verder uit te werken. Of ik zing in de oefenruimte wat in en dan gaan de anderen erop schieten. Heel creatief, maar af en toe beslist niet gezellig. Dan vind ik het al goed, maar meent Bas dat we er nog iets bij moeten verzinnen. Gelukkig zijn we goed in ruzie maken om daarna weer gewoon een pilsje met elkaar te drinken. Schelden? Nee, nooit. Met dingen doen we gooien ook niet. Maar we zijn uitstekend in staat elkaar op dingen aan te spreken.”
“Ik zing werkelijk genadeloos hard”
Zijn recente uitverkiezing door collega-muzikanten tot beste zanger van Nederland, schrijft Jakobsen vooral toe aan de intensiteit waarmee hij het repertoire van Bløf voor het voetlicht brengt. En dát komt mede door het gebruik van het Nederlands, meent hij. “Ik geloof dat het beter overkomt als je in je eigen taal zingt. Je kunt je daarin nu eenmaal het beste uiten. Zou ik in het Engels zingen, dan ben ik volgens mij als Zeeuw bovendien niet in het voordeel. Ik heb op de één of andere manier het idee dat Drentenaren veel geloofwaardiger Amerikaans kunnen zingen. Ja. Daniël Lohues, da’s een goed voorbeeld.”
Heeft zijn uitverkiezing tot beste zanger met meer aspecten te maken? Zangtechniek? “…is dat ik een heel groot volume heb,” vult de Zeeuw zelf aan. “Ik zing werkelijk genadeloos hard. In de oefenruimte zing ik onversterkt over de band heen, zonder problemen. Juist als ik met heel veel kracht zing, leun ik op deze techniek.”
“Verder beschouw ik de stem als instrument, waarbij ik verstaanbaarheid wel een belangrijk punt vind. Beide aspecten zijn wat mij betreft even belangrijk. Als ik onze oude songs hoor, baal ik wel eens een beetje dat je mijn Walcherse afkomst er goed aan kunt afluisteren. Nee, het heeft er niets mee te maken dat ik me ervoor schaam. Maar ik wil gewoon goed verstaanbaar zijn, zonder overdreven te articuleren. Dat blijft een punt. Als je in het Nederlands zingt, wil je dat mensen goed kunnen horen wat je zingt.”
Foute heerschappen in de business
Twaalf en een half jaar creatief succesvol zijn, brengt voor een band als Bløf de nodige zakelijke beslommeringen met zich mee. Bløf betaalde wat dit betreft al leergeld. Net als veel andere muzikanten aan wie geld te verdienen valt, is ook de Zeeuwse band een paar keer lelijk gestruikeld. In de eerste jaren werd een zaak aangespannen tegen het toenmalige boekingskantoor. De groep dwong via de rechter af de boekhouding te mogen inzien, omdat het sterke vermoeden bestond dat er opbrengsten aan de verkeerde strijkstok waren blijven hangen.
Bløf zocht de zaak uiteindelijk niet tot op de bodem uit, omdat de muziekmakers de energie liever staken in opbouwende activiteiten, namelijk het creatieve proces. “Maar ik kan je gerust stellen,” zegt Jakobsen Marlboro-rook uitblazend. “De persoon in kwestie loopt niet meer rond in deze business. Het is bijna niet te voorkomen dat je vertrouwen stelt in de verkeerde mensen. We zijn links en rechts best een stuk of wat foute heerschappen tegengekomen. Een paar van hen zouden we zeker uit de zaal laten verwijderen als ze bij een optreden kwamen opdagen. De enige les die ik aan anderen kan leren, is dat je mensen die zeggen Ik ga jou groot maken bij voorbaat moet wantrouwen.”
“Alles zelf doen is niet zaligmakend”
In een interview met muziektijdschrift Aloha liet Bløf zich ontvallen bij het huidige koperen jubileum zoveel te weten van de muziekbusiness, dat de groep zonder meer een eigen platenmaatschappij zou kunnen oprichten. Nee, van dergelijke plannen is geen sprake, verklaart Jakobsen de uitspraak nader. “Peter zou het heel goed kunnen. Hij heeft zoveel inzicht en expertise. Maar we overwegen het niet. De verhoudingen met EMI zijn goed, heel goed. Ik vergelijk ons wel eens met Di-rect. Die zijn, net als wij, getekend toen ze nog net niet helemaal goed waren. Zo was dat bij ons ook. EMI gaf ons het vertrouwen toen we begonnen.”
“Het begon met een distributiecontract, dat later werd omgezet in een artiestencontract. Daarna hebben we altijd heel autonoom ons werk kunnen doen. We hebben dus een zekere loyaliteit in de richting van onze platenmaatschappij. Ze kunnen wel een potje bij ons breken. Onze relatie met EMI is uitermate gezond. Wij helpen hen, zij helpen ons. Veel zaken lopen natuurlijk via Frank (Van der Meijden, Bløfs manager). Hij kent werkelijk gewoon iedereen! Gevreesd en geliefd is ‘ie,” grinnikt Jakobsen.

“Alles zelf doen brengt heel veel werk met zich mee. Dat gaat ten koste van andere zaken, creatieve dingen. Puur vanuit mezelf zeg ik dat alles zelf doen níet zaligmakend is. Een band als Vankatoen doet dat wel en ik heb daar heel veel respect voor. Hoe geweldig ik het ook vind wat ze doen, het is natuurlijk wel wat makkelijk roepen vanuit de underdogpositie. Vankatoen hoeft niet te verdienen aan de cd-verkoop, zeggen ze, maar speelt zijn geld bij elkaar met optredens. Dat kunnen wij ons niet permitteren. Er moet bij ons toch het één en ander aan geld binnenkomen. Of het mij beangstigt wie er allemaal afhankelijk van ons zijn? Nee, niet meer. Maar dat soort angst had ik in het verleden wel hoor.”
“Wij delen alles door vijf”
Bløf verzon een modus waardoor businesskwesties het creatieve proces niet direct kunnen verstoren. Onderlinge spanningen op dit gebied voorkomt Bløf door alle royalties door vijf te delen. “Met Frank vormen we een vijfmanscollectief binnen een besloten vennootschap. Noem me twee bekende Nederlandse band die dat ook doen, want die zijn er niet. Tot het overlijden van Chris (Götte, de verongelukte drummer) zetten we de songs nog op naam, maar werden de Buma-gelden al in vijven gesplitst. Op onze laatste twee platen, vanaf Omarm, staat er bij de credits onder de songs alleen nog muziek: Bløf. Dat is prettig voor ons allemaal, het haalt de financiële druk eraf.”
“Daar staat natuurlijk wel iets tegenover. Van iedereen wordt een zekere inbreng verwacht. Voor Norman (Bonink, die Chris opvolgde) was het een complete cultuurshock dat hij ineens mee moest beslissen over dingen. Dat was hij bij Frank Boeyen niet gewend. Nee, toen hij bij ons kwam, is hij niet direct toegetreden tot het collectief. Maar we hebben er nog geen jaar over gedaan voordat het besluit gevallen was.”
“Spelen in theaters vergt het uiterste”
Bløf toerde de afgelopen maand langs een groot aantal theaters. De toer begon met tryouts in Emmeloord. Voor de hoofdstad van Noordoostpolder werd gekozen, omdat er in het verleden prettig is samengewerkt met de crew van de plaatselijke schouwburg. “Het is eigenlijk helemaal niet rendabel, zo’n theatertoer van een maand. Maar het is artistiek interessant. Je moet goed toon houden, er valt niet te sjoemelen, het publiek hoort elke ademhaling. Het vergt als muzikant het uiterste van je. Ook van mijn vingers, want ik heb elke avond zere klauwen van het spelen op de akoestische gitaar.”
Toeren langs de schouwburgen omdat het creatief gezien interessant is, ligt voor de hand. Minder vanzelfsprekend is de wereldreis die Bløf dezer maanden onderneemt. Een buitenlandse loopbaan is geen optie, omdat de Zeeuwen blijven kiezen voor de Nederlandse taal. Dus zochten Paskal en de zijnen hun uitdaging niet op het tekstuele maar op het muzikale vlak. Bløf besloot zijn volgende cd te kruiden met internationale muzikale ingrediënten.
De samenwerking met artiesten als de Counting Crows en Cristina Branco smaakte naar meer. Met topmuzikanten werden songs opgenomen in Cuba, Turkije, Portugal, Argentinië, India en andere landen. Voor de nieuwe cd die begin 2006 verschijnt. “Het zijn gewoon Bløf-liedjes, maar dan wel met een speciaal muzikaal sausje,” licht Jakobsen toe. “Door dit hele project vertoeven we in twee jaar tijd ongeveer anderhalve maand op allerlei plekken op de wereld. Je krijgt de kans om met goede muzikanten te werken en wat van de cultuur op te snuiven. Dat is te gek natuurlijk. Het is toch fantastisch om zo’n avontuur met je vrienden aan te gaan?”
De gitaren van Paskal
Alle gitaren waarmee Paskal Jakobsen zich in het openbaar laat zien, komen van gitaarbouwer Sjak Zwier in Vlissingen. Bløfs frontman: “Alles waar ik live op speel, is van hem. Ik heb best een hoop leuke gitaren thuis, maar die van Sjak spelen toch het beste.” Jakobsen is linkshandig, Zwier bouwde in de loop der jaren veel voor lefties. “Logisch,” vindt Paskal. “Ik neem aan dat linkshandigen meer custom laten bouwen dan rechtshandigen, want voor hen is er genoeg keuze.”

Paskal Jakobsen speelt steevast custom gebouwde Telecaster-modellen. “De Tele is ideaal voor bands met maar één gitarist. Er zit zo’n lekkere rinkel in als je een haal langs de kam geeft. Als je een akkoord aanslaat blijf je elke toon horen. Met een Les Paul heb je dat niet. Feitelijk ben ik een enorme Les Paul liefhebber maar dan heb je die lekkere attack niet. De combinatie Telecaster/Les Paul in een band is te gek.”
Sjak Zwier bouwt Jakobsens Telecaster, maar ook de akoestische gitaar waarmee Bløf in februari langs de theaters trok. “Het is helemaal de gitaar van Sjak. Het is zijn ontwerp. Ik heb alleen aangegeven hoe de klankkast eruit moeten zien, de loop van de nerven en de finishkleur. Ik houd niet van gitaren die helemaal zijn dichtgelakt, vind het mooi als je de loop van de nerven nog ziet.”
Bijzonder aan deze zogenaamde Telecoustic – door Paskal wel Acousticaster genoemd – is dat er een stel-pen zit in de klankkast, dadelijk onder het bovenblad ter hoogte van de eindbrug. Het gaat om een aluminium pen, die met een stelschroef in het zijblad strakker of losser gedraaid kan worden. Zit hij los van de klankkast, dan klinkt de Telecoustic meer als een akoestische steelstring. Terwijl het geluid meer richting solidbody neigt als de pen strak tegen de onderkant van het bovenblad is gedraaid.
Nog een rockinterview: Ronnie Wood
De foto’s en het interview maakte ik voor muzikantenmagazine Music Maker ten tijde van het koperen jubileum van Bløf.