Gibson L5

Lloyd Loars naam klinkt nog altijd

Het is 1924. In de staat Tennessee wordt Chet Atkins geboren, later een beroemd fingerpicking gitarist. In Newark ziet jazz zangeres Sarah Vaughan het levenslicht. In New York broeit en bloeit wat. Duke Ellington wordt leider van een jazzorkest, dat via de Cotton Club zal uitgroeien tot een bigband van formaat. Ellington wordt de koning van de swing.

De muziek wordt luider, de eerste elektrische luidsprekers verschijnen op de markt. 1924 is ook het jaar dat Gibsons beroemde gitaarmodel L5 aan den volke wordt voorgesteld. Het instrument komt niet uit de lucht vallen. Het is min of meer een logisch gevolg van het grote aanbod aan steeds grotere en dus luider spelende bands.

Traditionele en decennia lang populaire snaarinstrumenten als de banjo, een erfenis van de Afrikaanse slaven, en de mandoline sneeuwen qua volume onder. Bespelers van de banjo en de mandoline zoeken naar een alternatief. Ze komen uit bij de gitaar. Met zijn grotere body en klankkast, is het een instrument dat sowieso jaar na jaar aan populariteit wint.

Gibson niet klaar voor versterkte gitaar

De geestelijk vader van de L5 is Lloyd Loar, zelf een mandolinespeler. In 1919 komt hij in dienst bij de Amerikaanse luthier Gibson, een jaar nadat de ziekelijke oprichter Orville Gibson overlijdt. In 1922 presenteert Loar een lijn van snaarinstrumenten van grote klasse. Waaronder de F5, een mandoline met een een gewelfd bovenblad. Het instrument dankt zijn roem aan muzikant Bill Monroe (1911-1996), de Amerikaanse aartsvader van de bluegrassmuziek.

Loar (1886-1943), voluit Lloyd Allayre Loar, is een man met uitgesproken ideeën over de bouw van muziekinstrumenten. In biografische verhalen wordt hij geschetst als humoristisch, beleefd maar ook assertief en vooral volhardend. Bovendien is Loar begiftigd met een sterk vooruitziende blik. Hij werkt aan de verbetering van de stemmechanieken en het klankvolume. Maar ook gelooft hij in elektrische instrumenten.

Gibson ziet deze experimenten van Loar helemaal niet zitten. Gitaren met snoeren eraan, het komt niet te pas in de kraam van de klassieke houtsnijders. Het zal dan ook nog bijna vijftien jaar duren voordat Gibson met versterkte snaarinstrumenten komt. Loar raakt ontmoedigd en teleurgesteld. Al na enkele jaren verlaat hij Gibson. Maar wel laat hij het bedrijf wel een belangrijke erfenis na.

Geen gutstrings, maar stalen snaren

Vlak voor zijn vertrek in 1924 verblijdt Lloyd de gitaarwereld met de Gibson L5. Het ontwerp is feitelijk een directe afstammeling van Loars F5-mandoline. Voor gitaristen in bigbands en andere grote orkesten is de L5 een verademing. Ze kunnen nu hun flattop-gitaren met gutstrings, ofwel snaren van dierlijk darmmateriaal, aan de wilgen hangen. De L5 heeft stalen snaren. Dat is een noviteit, want de eerste stalen snaren komen tussen 1915 en 1920 op de markt.

Naast de snaren zijn er meer specificaties die de L5 tot een baanbrekend instrument maken. Zo is zowel het boven- als onderblad van de klankkast licht golvend. Hierdoor hoeft de klankkast aan de binnenkant geen complete bracing te hebben, maar kan worden volstaan met enkele steunlatjes. Bovendien klinkt het volume als een luide klok.

Ook heeft de L5 een aantal eigenschappen uit de vioolbouw. Dat is niet verwonderlijk. Eén van de eerste instrumenten die Lloyd Loar bouwde was een elektrische viool. De L5 heeft, net als violen, een losse kam die slechts door de druk van de snaren op zijn plek wordt gehouden. Een rond klankgat heeft de Gibson L5 bovendien niet. Het instrument is uitgerust met twee vioolsleuven als klankgaten, de zogenaamde f-holes.

Opmaat naar beroemde jazzgitaren

Later komen meer jazzgitaren op de markt met f-vormige klankgaten, maar de L5 is de eerste die ze heeft. Het model groeit uit tot een absolute pionier. Lloyd Loars gitaar is een onverbiddelijke trendsetter in de gitaargeschiedenis van de twintigste eeuw.

Zonder de L5 zouden veel beroemde modellen van later datum nooit hebben bestaan. Zo is Loars gitaar de blauwdruk van beroemde nazaten van Gibson zelf, zoals de ES-150 (1935) en de Gibson Byrdland (1950). En Gibsons befaamde ES-5 is een elektrische versie van de L5. Deze gitaar met drie elementen wordt in 1949 gepresenteerd.

Maar de L5 is bovendien de opmaat naar beroemde instrumenten van andere gitaarbouwers. Modellen als de White Falcon van Gretsch en de prachtige archtops van de New Yorkse luthier John D’Angelico. Begonnen in de jaren 1930, hadden de gitaren van D’Angelico en zijn opvolger D’Aquisto zeker niet bestaan als Lloyd Loar niet van de tekentafel was gekomen met zijn basismodel.

De Gibson L5 van Maybelle Carter

Loar krijgt veertien patenten. Slechts vijf daarvan hebben betrekking op snaarinstrumenten, de andere negen zijn innovaties van piano’s en toetsinstrumenten. De toegevoegde waarde van Loars ontwerpen is niet alleen qua design en techniek groot. Ook de geldelijke waarde blijkt met terugwerkende kracht enorm. Oorspronkelijke L5’s zijn op de vintagemarkt peperduur. Voor modellen uit de twintiger jaren van de vorige eeuw worden tegenwoordig tienduizenden euro’s neergeteld. De kostbaarste typen uit de prille beginjaren zijn voorzien van het Lloyd Loar-label.

Ja, de naam Lloyd Loar is geld waard. Zo is voor een mandoline uit 1923 met zijn naam op het naamplaatje in 2002 nog ruim een miljoen euro neergeteld bij een veiling. Sinds 1943 was dit instrument in het bezit van Bill Monroe (1911-1996), de aartsvader van de moderne bluegrass. De duurste L5 is voor zover bekend een exemplaar uit 1930. Voor deze L5 van countrygitariste Maybelle Carter (1909-1978) is in 2018 omgerekend 530 duizend euro betaald.

Meer vintage guitar: Bo Diddleys snarenplank

Dit is een geactualiseerde versie van een artikel dat ik oorspronkelijk schreef voor muzikantentijdschrift Music Maker. De achtergrondfoto van de Gibson L5 bij het portret van Lloyd Loar komt uit de collectie van The Metropolitan Museum of Art in New York.