Les Paul, pionier en mythe
In augustus 2009 overleed Les Paul, een legendarische naam in de gitaarwereld. Vier jaar voor zijn overlijden vierde hij zijn negentigste verjaardag. Ter gelegenheid hiervan schreef ik dit biografische verhaal in muzikantenmagazine Music Maker. Het had weinig gescheeld of het was met Gibsons eerste massieve gitaar die zijn naam draagt heel anders afgelopen.
Lester William Polfus – hij had Duitse voorouders – werd geboren op 9 juni 1915 in Waukesha in de Amerikaanse staat Wisconsin. Polfus vatte al op jonge leeftijd een grote liefde op voor muziek. Hij probeerde verschillende instrumenten voordat hij uiteindelijk een keuze maakte voor de gitaar. Op zijn achtste begon hij met mondharmonica spelen, maar dat deed bijna iedereen destijds want het was het volksinstrument bij uitstek. Na nog wat pogingen om het banjospel onder de knie te krijgen, kwam hij rond zijn dertiende uiteindelijk terecht bij de gitaar. Het pianospel van Art Tatum en de kunsten van zigeunermuzikant Django Rheinhardt beïnvloedden Les’ gitaarspel in hoge mate. Als tiener speelde Lester William Polfus in countrybands (de muziek die toen onder de naam hillbilly net in opkomst was) en toen hij 17 werd, was hij al een min of meer professionele muziekmaker. Naar school ging hij niet meer, Lester ging waar de muziek hem bracht. Zo vertoefde hij in 1932 enige tijd in de muziekscene van Saint Louis. Daar speelde hij ook voor het eerst op een Gibson gitaar, een L-50.
Chicago
Het countrybandje waarin Lester speelde kreeg een contract in Chicago en – zoals veel muzikanten destijds – zette hij koers naar de Windy City. Chicago groeide onstuimig, er was veel werk voor muzikanten. Nadat in 1917 in New Orleans een grote schoonmaak korte metten had gemaakt met de hoerententen en barrelhouses waar volop emplooi was voor (jazz)musici, kwam er een trek op gang van de oevers van de Mississippi naar de noordelijke metropool Chicago. De stad van de vleesindustrie ontwikkelde zich tot het hart van de moderne muziek. Het was de stad waar de Amerikaanse productie van muziekinstrumenten zich had geconcentreerd (tot het einde van de negentiende eeuw werden instrumenten nog vooral vanuit Europa geïmporteerd) en er waren firma’s tot wasdom gekomen als Washburn, Slingerland, Harmony en Gretsch.

De smeltkroes van nieuw instrumentarium (zoals de eerste drumkits met ketels die bespannen werden met huiden uit de vleesindustrie) én de aanwezigheid van muzikanten van allerlei pluimage zorgden ervoor dat Chicago was uitgegroeid tot het brandpunt van de bigband muziek, de jazz en de (elektrische) blues. In deze stad nam Lester na zijn aankomst de artiestennaam Les Paul aan. Hij speelde in Chicago in verschillende groepen en was met één van deze bands regelmatig te gast in rechtstreeks uitgezonden radioshows. In 1936 verscheen voor het eerst muziek van Les Paul op plaat, een jaar later vormde hij zijn eigen Les Paul Trio, samen met gitarist-zanger Jimmy Atkins – broer van de beroemde Chet – en contrabassist Ernie Newton.
Volume
Zoals veel van tijdgenoten, kampte Les Paul met een geluidsprobleem. Hij was ontevreden over het volume van zijn instrument. Door de intrede van microfoons en het drumstel, waren de bands luider dan voorheen. Het was niet eenvoudig als gitarist om prominent op de voorgrond te treden, de hoorbaarheid van de gitaar liet te wensen over. Vermoedelijk in 1934 experimenteerde Les Paul voor het eerst met elementen op zijn gitaar. Hij was daarin destijds zeker niet uniek. Er waren tal van innovatieve initiatieven: akoestische gitaren met grotere klankkasten (Jumbo’s), resonators (met geluidsversterkende conussen van aluminium), de experimenten met elektrificatie van Lloyd Loar namens Gibson (in de 1920’s al) én de elektrische lapsteelgitaren, zoals de beroemde Frying Pan van Adolf Rickenbacker en consorten. Veel muziekmakers en techneuten waren in de jaren ’30 aan het pionieren met maar één doel voor ogen: het opkrikken van het gitaargeluid.
Les Paul was ongetwijfeld op de hoogte van veel van deze experimenten, maar hij bleef zijn eigen weg gaan en kwam in 1938 terecht in New York. In de Big Apple legde hij contact met Epiphone. De Newyorkse workshop was in 1915 opgericht door Griekse immigranten. Na aanvankelijk vooral banjo’s te hebben gebouwd, maakte Epiphone vanaf 1931 naam met vooral archtop gitaren. Epihone ontwikkelde zich snel tot een geduchte concurrent van Gibson, toen al de belangrijkste luthier van de USA. Les Paul richtte zich tot Epi ‘Epiphone’ Stathopoulo met de vraag of hij op zondag de gitaarwerkplaats mocht gebruiken om aan instrumenten te knutselen. Hij kreeg Epi’s toestemming en dus was Lester William Polfus rond 1940 vaak te vinden in het fabriekje van Epiphone. Hoewel Les Paul ernstig gewond raakte na een schok via de microfoon in de kelder van zijn woning, werkte hij onvermoeibaar voort aan zijn experimentele gitaar. Spelen ging hem destijds moeilijk af en zijn geld verdiende de gitarist onder meer met werk als muziekregisseur voor radiostations.
The Log
In 1941 legde Les de laatste hand aan zijn beroemd geworden Log-gitaar. Les Paul had de klankkast van een jazzgitaar verticaal in twee gelijke helften gezaagd en daartussen een massief blok hout van ruim tien bij tien centimeter vastgemaakt. Aan deze balk had hij ook de hals van de gitaar bevestigd. Les voorzag The Log van twee elementen en hoorde na een eerste aanslag dat de sustain goed was. Er was door het solide blok hout nauwelijks sprake van enige feedback van betekenis.

Hij was zeker niet de eerste die de ontdekking deed dat massiviteit een gunstig effect opleverde voor elektrische gitaren. Gitaartechneuten als George Beauchamps, Paul Tutmarc uit Seattle, Gibsons Lloyd Loar en anderen kwamen zelfs beduidend eerder dan Lester Polfus tot deze ontdekking. Les Paul gebruikte zijn Log, en andere Gibsons en Epi’s die hij zelf modificeerde, lange tijd in zijn werk als live- en studio-muzikant. In 1943 was het gedaan met Les’ zondagse pionierswerk in het fabriekje van Epiphone. Epi Stathopoulo overleed dat jaar aan leukemie en Les Paul verliet New York.
Los Angeles
Gewapend met zijn wonderlijke gitaarontwerpen en een flinke portie ambitie zette Les koers naar Los Angeles, de steeds verder uitdijende stad die na Chicago en New York ook aangetast was door het jazzvirus. Bovendien was de stad van engelen met Hollywood het middelpunt geworden was van de Amerikaanse entertainment industrie. Na jobs bij verschillende orkesten, kwam Les Paul hier in 1944 terecht in de band van crooner Bing Crosby, de zanger die uit zou groeien tot één van de eerste grote popidolen. Het ging Les Paul voor de wind, zijn trio werd een veelgevraagde sessiegroep. In 1945 scoorde Les Paul met Bing Crosby de nummer-1 hit It’s Been a Long, Long Time.
Zijn naam was gevestigd en hij werkte met tal van destijds bekende acts samen, waaronder de populaire Andrews Sisters. Les Paul ontwikkelde zich niet alleen als gitarist, maar ook als songwriter, producer en engineer. Mede op aandrang van idool Bing Crosby, die Les Paul in 1948 diens eerste Ampex recorder cadeau gaf, bouwde Lester Polfus een eigen studio in de garage van zijn huis in Los Angeles. Hij experimenteerde er met zijn sound-on-sound techniek, het overdubben van verschillende gitaar- en zangpartijen. Verder bleef hij Crosby en de Andrews Sisters terzijde staan en maakte Les Paul voor platenmaatschappij Decca verschillende platen met zijn eigen trio. Gaandeweg zijn loopbaan had hij de bakens steeds verzet. Zo liet hij de jazz goeddeels achter zich en richtte zich steeds meer op popdeuntjes en dansbare muziek.
In zijn garagestudio zette Les Paul ook zijn gitaarexperimenten voort. Hij bleef zich buigen over fenomenen als een langere sustain en het terugdringen van de feedback bij hogere volumes. Vlak na de Tweede Wereldoorlog trok Les Paul de stoute schoenen aan. Hij meldde zich met zijn Log-gitaar bij het management van Gibsons toenmalige moedermaatschappij CMI ofwel Chicago Musical Instruments in Chicago. Gibson was al sinds het begin van de twintigste eeuw Amerika’s belangrijkste gitaarfabrikant en Les Paul was voor de firma geen onbekende. Onder de naam Rhubarb Red, één van Pauls vroegere pseudoniemen, figureerde Les Paul met een Super 400 in de Gibson-catalogus van 1937. Hoewel hij in de eerste jaren als gitarist regelmatig switchte tussen Epiphone en Gibson, had Les Paul dus een ingang bij Amerika’s grootste gitaarbouwer.
Maurice Berlin
Les Paul toonde op het kantoor in Chicago zijn Log-gitaar, maar het management onder leiding van Maurice Berlin gunde hem weinig tijd om zijn zienswijze toe te lichten. In de wandelgangen van Gibson zou het instrument zelfs smalend “een bezem” zijn genoemd. Les werd vriendelijk doch beslist de deur gewezen. Achteraf bekeken was dit niet zo vreemd. Natuurlijk, Gibson kende de technische beperkingen van elektrische gitaren met een holle klankkast. De bouwer had immers zijn beroemde ES-serie (Electric-Spanish) al tien jaar eerder op de markt gebracht en was dus ook op de hoogte van de feedback problematiek.

Maar net als andere gekende namen in de gitaarbouw, wenste Gibson zijn grote reputatie niet te schaden door “massieve snarenplanken” te gaan maken. Gitaren waren nu eenmaal van oudsher hol en solidbody’s vergden een totaal andere manier van denken. Zelfs aan het begin van de 1950’s, toen Leo Fender al veel succes boekte met zijn Broadcaster ofwel Telecaster, waren nog veel gesettelde luthiers, zoals bijvoorbeeld Gretsch, huiverig voor een plankenavontuur. Ze beschouwden de solidbody als een inferieur instrument dat hun naam als luthier geen goed zou doen.
Les Paul droop dus af en ging terug naar Los Angeles. Met lede ogen moest hij aanzien hoe weinige jaren later twee stadgenoten, Paul Bigsby en Leo Fender, het voortouw namen als pioniers op het gebied van de massieve gitaar. Zowel Bigsby als Fender presenteerden in 1948 beroemd geworden prototypes, waarbij de laatste met een grote productie al snel commercieel succes boekte. Les Paul vervulde tegelijkertijd op een ander vlak een voortrekkersrol. In 1947 nam hij voor Capitol Records de single Lover op, die in 1948 een 21ste plek in de charts bereikte. Met acht verschillende gitaarpartijen, grotendeels overdubs, ging Lover de geschiedenisboekjes in als de eerste hitsingle die tot stand kwam via het sound-on-sound principe.
Kenners waren laaiend enthousiast. Maar in het jaar dat Fender zijn Broadcaster ten doop hield, raakte Les Paul verder niet of nauwelijks zijn gitaar aan. Bij een ernstig auto-ongeluk verbrijzelde Polfus een deel van zijn rechter arm. Hoewel hij nog gebrekkig gitaar kon blijven spelen, nam het herstel anderhalf jaar in beslag.
Mary Ford
De geblesseerde Les Paul stond desondanks op de drempel van grote successen als platenmaker. Zijn doorbraak werd een feit nadat hij met zijn tweede vrouw Colleen Summers het duo Les Paul & Mary Ford vormde. Eind 1949, begin 1950 namen de twee een aantal songs op die allemaal de hoogste regionen bereikten van de Amerikaanse hitlijsten. The Tennessee Waltz kwam op nummer 6 in 1950. How High The Moon bereikte in 1951 de eerste plaats, Mockin’ Bird Hill in hetzelfde jaar de tweede plek. Maar Vaya Con Dios (zomer 1953) was de grootste millionseller van Paul & Ford.

Hoewel Les Paul al bekend was van jarenlange radio- en televisieshows met Bing Crosby en, gedurende de Tweede Wereldoorlog, van zijn programma’s op de Armed Forces Radio, werd hij ineens een megaster. Drie jaar lang had hij zijn eigen Les Paul & Mary Ford Show op de Amerikaanse televisie. Tussen 1950 en 1957 scoorde het duo liefst 28 hits. Ze verdienden miljoenen dollars en staken met hun succes zelfs popacts als Crosby, Frank Sinatra en de Andrews Sisters naar de kroon. Les Paul was productief en dat had onder meer te maken met zijn destijds bijzondere manier van werken. Waar hij ook was, altijd had de gitarist een portable Ampex setup klaar staan, zodat hij overal en altijd zijn muzikale ideeën vast kon leggen. Nu heel normaal, een halve eeuw geleden baanbrekend.
De Goldtop
Ondertussen behaalde Leo Fender vooral in het westen van de USA goede verkoopresultaten met zijn massieve elektrische gitaar. Bij Gibson drong het besef door dat dit fenomeen wel eens een blijvertje kon blijken. Onder leiding van de nieuwe topman Ted McCarty begon een team daarom in 1950 aan de ontwikkeling van een solidbody. Het moest niet zo’n “ordinaire plank” worden als Fenders Telecaster, maar een model dat passend was bij het imago van luthier Gibson.
Het resultaat was een solidbody met een tamelijk zware klankkast van esdoorn- en mahoniehout, een compromis tussen gewicht en sustain. Om het model enig cachet te geven, kreeg het bovenblad een lichte welving mee en werd het afgewerkt met een goudkleurige finish. Toen het model klaar was, ging het Gibson-management in conclaaf over de marketing. De naam werd Goldtop en het boegbeeld van de reclamecampagne moest Les Paul worden. Het was McCarty zelf die met deze naam op de proppen kwam. Hij maakte eigenhandig een afspraak met de gitarist.
Eind 1951 kreeg Les in Stroudsburg, Pennsylvania, waar hij met Mary Ford aan het opnemen was, de Goldtop voor het eerst onder ogen. Les Paul zag dat het goed was. Het enige wat op zijn voorspraak werd veranderd, was de toevoeging van een staartstuk. McCarty en Paul sloegen in Stroudsburg dadelijk spijkers met koppen. Les werd Gibsons derde endorser ooit, na Nick Lucas en Roy Smeck. Het resultaat van de besprekingen in Stroudsburg was een 5-jarig contract, waarbij Les Paul per verkochte gitaar vijf procent van de kostprijs zou krijgen. Strikte voorwaarde was wel dat hij zich in het openbaar niet met een andere gitaar vertoonde. Als stok achter de deur kreeg hij zijn provisie pas na vijf jaar uitgekeerd.
Tiger Rag
In juni 1952 hield Les Paul de Gibson Goldtop ten doop in New York. Op de plaat beleefde Gibsons eerste solidbody zijn première op de hit Tiger Rag. De verkoop van de Goldtop stemde aanvankelijk tot tevredenheid. De afzet hield zo’n beetje gelijke tred met het hitsucces van Les Paul & Mary Ford. Tot en met 1954 werden ongeveer 5500 Goldtops gemaakt en verkocht. In de vier jaar daarna, toen Les Pauls plaatsucces afnam, waren dat er nog krap 2800. Hoewel afgeleiden van de Goldtop, de Les Paul Junior en de Custom, het model in de markt hielden, was de populariteit feitelijk van korte duur. De spiraal boog zowel voor Les Paul als voor Gibson in neerwaartse richting.

In 1958 verbrak Capitol wegens gebrek aan succes het contract met Les Paul & Mary Ford. In 1962 kwam een einde aan het tweede contract tussen Gibson en Les Paul. In 1963 gingen Les Paul en Mary Ford als man en vrouw uit elkaar, in 1964 werd hun scheiding een feit. In de jaren 1961, 1962 en 1963 produceerde Gibson jaarlijks zo’n 6000 gitaren onder de Les Paul-naam, maar het ging hierbij vooral om modellen die later de naam SG kregen, terwijl het oorspronkelijke model met een enkele cutaway langzaam maar zeker uit productie werd genomen. Op een kwaad moment – de gitaarmarkt zakte na het recordjaar 1965 tijdelijk helemaal in – verdween het Les Paul vignet volledig van Gibsons headstocks.
Gitaargoden
De ommekeer kwam van de nieuwe Gitaar Goden die aan het einde van de 1960’s met bluesrock van zich deden spreken. Britse gitaristen als Eric Clapton, Jimmy Page en Jeff Beck haalden de Les Paul-gitaar uit de mottenballen. In de Verenigde Staten zelf was Mike Bloomfield de belangrijkste pleitbezorger voor de terugkeer van Gibsons eerste massieve plank. Op de hoes van het album Super Session (1968, met Steve Stills en Al Kooper) was Bloomfield gewapend met een sunburst Les Paul afgebeeld. De foto op deze langspeler, die in de USA de platinum status kreeg, wakkerde de belangstelling voor Gibson Les Pauls verder aan. Gibson hernieuwde de contacten met de naamgever. Hoewel een min of meer precieze replica van het origineel tot 1976 op zich liet wachten, herintroduceerde Gibson het oorspronkelijke model in 1968 onder de naam Les Paul Standard. Les Paul zelf bedong en kreeg opnieuw de oorspronkelijke courtage; het legde hem geen windeieren.
Pionier
De rest is historie. Les Paul is een halve eeuw later de vleesgeworden gitaarmythe. Hij werd in de loop der jaren menigmaal gelauwerd voor zijn grote verdiensten als gitaarvernieuwer en audiopionier. Een kleine opsomming van zijn onderscheidingen: opname in de Grammy Hall of Fame (met Mary Ford, 1978), opgenomen in de Rock & Roll Hall of Fame (1988 op voordracht van Jeff Beck) en een technische Grammy Award (2001) voor zowel zijn audiowerk als de Les Paul gitaar.
Hoewel Les Paul de eerbiedwaardige leeftijd van 90 bereikte, zijn een paar kanttekeningen wel op hun plaats. Een pionier was hij, maar misschien viel hem wel iets teveel eer ten deel (zelf droeg hij altijd gretig bij aan de mythevorming). Hij is weliswaar de naamgever van de meest fameuze signature gitaar aller tijden, maar op het ontwerp van ‘zijn’ gitaar oefende hij niet of nauwelijks invloed uit. Dat is één.
Ten tweede zijn er zijn verdiensten op audio-technisch gebied. Zeker, Les Paul was één van de voorlopers als het aankwam op het maken van overdubs. In menige publicatie kreeg hij zelfs de credits voor het ontwerp van Ampex’ baanbrekende achtsporen recorder de Octopus uit 1957. Les Paul zou Ampex drie jaar eerder zijn ontwerp hebben aangeboden. Het is sterk de vraag of Les Paul op deze vinding ook maar enige claim kan leggen, want de laatste jaren werd bekend dat de geestelijke vaders van de Octopus gewoon technici van Ampex zelf waren. Maar onomstotelijk is de positie van Les Paul als de gitaar- en audiovernieuwer die zijn naam leende aan één van de beroemdste muziekinstrumenten ooit.
Meer gitaar: Gitaria Italia
Fotografie: Gibson Musical Instruments.