Search
Search

Ruige buis

Jim Marshall en Eindhovense zuinigheid

That Typical British Sound. In de gitaarwereld wordt het vaak lijnrecht geplaatst tegenover het Amerikaanse geluid. Talloze gitaarversterkers van allerlei merken bieden tegenwoordig de keuze tussen beide: ‘British’ of ‘Modern’. Maar die typische Britse sound, wat is dat nou eigenlijk en wat zijn de ingrediënten? Het geheim van het Engelse gitaargeluid.

“Het verschil tussen de Troggs en Van Halen,” zei een vriend laatst toen ik hem voorlegde hoe hij het Britse geluid zou omschrijven. “Amerikaanse gitaarversterkers klinken dikker, meer gecompresst, ronder, maar toch gepolijster. Engels is ruwer, ongepolijst, opener, en er zit een soort twinkeling in. De Britse overdrive is natuurlijk ook veel meer heavy, overstuurder en schreeuweriger dan het Amerikaanse geluid.” Termen als vet, stamperig, strak, gruizig en ruig passeren daarna nog de revue. En tot slot zegt hij: “Ik heb wel eens gehoord dat in het begin, toen de eerste Marshalls naar Nederland kwamen, mensen ermee terug gingen naar de winkel, omdat ze dachten dat hun versterker niet goed was.”

De oerknal

Natuurlijk, de Britse sound is vanzelfsprekend het scheurende gitaargeluid van de Troggs. Maar het vooral ook de sound van de Britse bluesrock-gitaargoden uit de tweede helft van de jaren zestig van de vorige eeuw, zoals Eric Clapton maar ook Jimi Hendrix, die vanuit Londen opereerde. Wie een goed stel oren heeft, kan vaststellen dat hun gitaargeluid heel wat rauwer de versterkers uitspatte dan de instrumenten van Amerikaanse tijdgenoten.

Versterkers uit Engeland hebben, zegt men, een warm geluid en dit komt doordat er zich veel middenfrequente tonen op de voorgrond dringen, vooral het geluidsspectrum in de hogere delen van de midrange, terwijl het mid bovendien tegelijk wat gruizig klinkt. Het hoog (treble) is niet irritant penetrant, het laag (bas) is solide maar niet bonkerig. Hoewel Britse amps verder bekend staan om hun overdriven distortion, zou er, kortom, sprake zijn van een goede harmonische balans. Leuk geschetst allemaal, maar daarmee is de vraag niet beantwoord wat de ingrediënten zijn die deze karakteristieke British sound teweeg brengen. Om hier achter te komen, moeten we terug naar De Oerknal van de rock, de dagen dat Jim Marshall zijn eerste amps bouwde.

Vox was hèt merk

Vox was dé Britse versterkerbouwer rond 1960. Eerst maakten de Shadows naam met de AC-15, daarna volgden de Beatles, de Rolling Stones en een hele rits anderen. Zeker, Vox was ook Engels. De firma had zijn eigen Vox Bulldog luidsprekers, maar die werden gemaakt door Celestion, thuis in het eigen Verenigd Koninkrijk. Verder gebruikte Vox de Britse EL84 buizen. Het is feitelijk een kleine uitvoering van de EL34 die later de Engelse amps zouden sieren. Vox had dus al met al geen greintje Amerikanisme in zich. Toch wordt het begin van de typical British sound niet toegeschreven aan Vox, maar aan Jim Marshall.

Marshall, begonnen als drumleraar, had een muziekwinkel in Londen. Hij merkte een toenemende vraag naar (bas)gitaarversterkers. Met engineer Ken Bran begon Marshall aan de ontwikkeling van een eigen amp. De Amerikaanse Fender Bassman 5F6-A was hun blauwdruk. Deze versterker was weliswaar bedoeld voor basgitaristen, maar veel gitaarspelers gebruikten hem ook. Tegenwoordig wordt hij nog altijd veelvuldig geprezen als één van de beste gitaarversterkers ooit gemaakt. De Bassman kwam in 1958 in productie en in 1960 verdween hij uit Fenders catalogus.

Fenders geluid

Het was 1962. Marshall en Bran baseerden het circuit van hun versterker vrijwel volledig op deze Bassman. Het grootste uiterlijke verschil was dat Marshalls amp bestond uit een losse speakerkast met een versterkertop, terwijl Leo Fender bij de Bassman alles nog gewoon in één combo had gestopt. Verder gebruikten Jim en Ken vier speakers van twaalf inch, waar de Bassman een kwartet 10-inchers bevatte. De gebruikte buizen, zoals de 6L6, 12AX7 en 5881, waren juist weer vrij standaard-Amerikaans.

Wel betrokken Marshall en Fender hun speakers van verschillende fabrikanten, respectievelijk Celestion en Jensen. Deskundigen weten te vertellen dat de verschillen in klankkleur tussen de twee merken destijds tamelijk miniem waren. Ach, eigenlijk was al met al de geluidskarakteristiek van de eerste Marshalls niet zo heel veel anders dan die van de Amerikaanse Fender Bassman.

Buizen van de eerste stack

Pas een paar jaar later kwam met de eerste Marshall-stack de Britse sound echt tot leven. Ten eerste wisselde Marshall de gelijkrichter (die wisselstroom omzet in gelijkstroom) in voor transistor-diodes. Hierdoor kreeg het geluid minder compressie, typerend voor de Amerikaanse sound, en een directere, meer agressieve respons. Dit betekende dat het geluid sneller reageerde als je aan de knoppen draaide. Maar belangrijker was dat Marshall voor zijn nieuwe JTM-45 amp uit 1965 de eerder gebruikte 6L6 buizen verving door EL34’s. Deze buizen waren simpelweg goedkoper én eenvoudiger te krijgen, want de Mullard-buizenfabriek van Philips zat bij Jim om de hoek. Deze stap en de JTM-45 betekenden feitelijk de geboorte van Engelands typerende bluesrock geluid.

De EL34 tube van Mullard is een verhaal op zich. Hij werd geïntroduceerd in een tijd dat de radiobuizen hun langste tijd gehad leken te hebben. Het was eind 1953, de transistor stond op het punt de elektronische wereld te veroveren. De buis kwam dus uit de koker van de Londense firma Mullard. Het bedrijf was opgericht in 1920 en werd zeven jaar later opgekocht door Philips, dat op een gegeven moment een grote vinger had in de internationale buizen-business. De EL34 was niet specifiek bedoeld voor versterkers of radio’s, maar kende een hele reeks van toepassingen. Toen Mullard de EL34 ontwikkelde, was het enige uitgangspunt het maken van een goedkope, gevoelige buis om 40 watt vermogen te krijgen.

Maar al spoedig bleek dat het een topbuis was geworden, ondanks zijn lage prijs. De EL34 wordt ook nu nog alom geprezen als een tube die bijdraagt aan een warm geluid en die goed in staat is muziek en ruis van elkaar gescheiden te houden. Deskundigen menen dat hij de 6L6-buis, veel gebruikt in Amerikaanse amps, kwalitatief op veel fronten versloeg. Ja, experts menen zelfs dat hij bijna in de buurt komt van de legendarische en hoogstaande 6550.

De eerste Engelse (hifi)versterker waarin de EL34 werd gebruikt, was de 9-watts Pye Mozart uit 1956. Verder was er een aantal grote radiofabrikanten die de EL34 toepasten. De productiecijfers liepen al snel in de vele honderdduizenden. Toen Mullard rond 1980 van het toneel verdween, namen andere fabrikanten, zoals Svetlana, het maken van de EL34 op zich. Jim Marshall liet bovendien EL34’s op eigen specificatie maken. Philips verdween van het toneel, maar hield de merknaam Mullard in Engeland nog wel tot 1988 in ere.

Hollandse zuinigheid?

Nadat Jim Marshall de Mullard-tube had toegepast in zijn JTM-45, kwam al snel een karakteristiek van de EL34 naar voren, die juist bij de makers van het steeds steviger wordende gitaarwerk in de smaak viel: brutal distortion. Bands als The Kinks doorboorden zelfs hun oude gitaarversterkers om hun bandgeluid smeriger en rauwer te maken. Marshall bood dit geluid met de JTM-45 standaard. Een bijeffect van de EL34 was namelijk zijn uitgesproken scheurende karakteristiek, vooral in het mid-frequente gebied. Hij scheurde veel rauwer en toch gedistingeerder, maar in volume trouwens wel zachter, dan bijvoorbeeld de populaire maar minder kwetsbare 6550-buizen, die veel in Amerika werden gebruikt.

Dat de EL34 deze prestaties levert, is misschien wel een direct gevolg van de Hollandse zuinigheid die ‘Eindhoven’ oplegde aan Mullard. Er werd een goedkopere productiemethode toegepast, waardoor het vacuüm in de buis minder ‘hard’ is. Door het ontwerp is de EL34 gevoelig: zijn kwetsbaarheid levert wel nu en dan problemen op. Zo rustte een Amerikaanse importeur van Marshall de Britse versterkers een tijd lang ‘clandestien’ uit met minder storingsgevoelige 6550’s. Jim Marshall liet hierop later contractueel vastleggen dat het gebruik van EL34’s verplicht was.

Gelijk had hij, want Vox ging ooit ten onder aan dergelijke grillen van zijn distributeur in de USA. Die liet transistors in plaats van buizen assembleren, waardoor Vox zijn karakteristieke sound verloor. Hoe het ook zij, Britse bouwers als Orange, Watkens/WEM, Traynor en Laney volgden het voorbeeld van Jim Marshall. Hiermee werd de British Sound echt breed omarmd. Het publiek werd overspoeld door het typerende EL34-geluid op dezelfde manier als Engelse groepen in 1964 zorgden voor de zogenaamde British Invasion in de USA.

Tegenwoordig komt deze Britse sound natuurlijk al lang niet meer uitsluitend uit combo’s en stacks van Engelse bodem. De meeste nieuwe gitaarversterkers bieden beide ‘smaken’, Brits én Amerikaans. De Amerikaanse firma Mesa Boogie kwam kortgeleden zelfs met een amp die tjokvol EL34’s zit met als enige doel het geluid van Marshall en de zijnen zo goed mogelijk te imiteren, een soort Amerikaanse ode aan het Britse geluid. En wat te denken van de toontovenaars van Line 6 en alle anderen die op digitale wijze die warme maar toch rauwe Engelse sound virtualiseren? Het geluid is een eigen leven gaan leiden en uitgegroeid tot een legende op zich.

Meer gitaar: Sylvester Weaver

Foto bovenaan is ontleend aan een reclame van Marshall. Foto’s in tekst: de foto van Jim Marshall maakte ik op de Musik Messe in Frankfurt, de foto van de EL34-buizen is afkomstig van Svetlana. Dit verhaal verscheen oorspronkelijk in Music Maker.